Inspiratiegids – Deelmobiliteit buiten de centrumsteden

 

Gedeelde mobiliteit uitrollen in Vlaanderen kent vele kansen en uitdagingen. Vanuit de werkgroep ‘Gedeelde mobiliteit buiten de centrumsteden’ werd deze inspiratiegids ontwikkeld, onder leiding van Mpact (het vroegere Taxistop). Een gids over Shared mobility off the beaten track om de Vlaamse steden, gemeenten en vervoerregio’s alvast ‘on track’ te helpen. Veel leesplezier!

Vragen of opmerkingen over deze gids? Contacteer jasmien.jaques@mpact.be

Tijdens de Green Deal Gedeelde Mobiliteit (2017-2021) onderzochten we bestaande en nieuwe mogelijkheden om met gedeelde mobiliteit aan de slag te gaan buiten de centrumsteden. We wensen Vlaamse steden, gemeenten en vervoerregio’s te inspireren met onderstaande verzameling aan info, lessons learned en good practices uit binnen- en buitenland over de verschillende mogelijkheden. We reiken de nodige tools aan om zelf de eerste stappen te zetten richting gedeelde mobiliteit buiten de centrumsteden. 

Het hoeft geen uitgebreide uitleg dat de uitdagingen buiten de 15 Vlaamse centrumsteden, op zijn minst gezegd, anders zijn dan in centrumsteden. Het verspreide wonen, werken, winkelen, diensten,… zorgt voor een andere vervoersvraag. Langere afstanden dienen afgelegd te worden en dit meer verspreid.  Vervoersarmoede zorgt er op sommige plaatsen voor dat bepaalde locaties, maar ook bepaalde tijdstippen zoals ‘s avonds laat een zeer laag mobiliteitsaanbod kennen. Gedeelde mobiliteit kent vele vormen en maten. En laat dat nu net een sterkte zijn. Op die manier speelt gedeelde mobiliteit in op de specifieke noden van een regio of groep.

Met de focus op autodelen, carpoolen en fietsdelen wil deze Green Deal gedeelde mobiliteit in versnelling brengen. Door samen acties te ondernemen en obstakels aan te pakken wil de Green Deal burgers in Vlaanderen een maximale toegang bieden tot alternatieven voor het autobezit.

De Green Deal Gedeelde Mobiliteit is een engagementsverklaring tussen meer dan 100 ondertekenaars en de Vlaamse overheid. De Green Deal wil een breed spectrum aan partners bereiken: steden en gemeenten, bedrijven, middenveld, verzekeringsmaatschappijen, software ontwikkelaars, mobiliteitsorganisaties, bouwpromotoren, provincies, burgers … Er werden diverse werkgroepen opgericht om te focussen op de vooropgestelde doelstellingen. Gedeelde mobiliteit buiten de centrumsteden was één van de werkgroepen, naast woningbouw, centrumsteden, elektrisch, bedrijven en verzekeringen. Deze inspiratiegids kadert binnen de ervaringen van de werkgroep Gedeelde mobiliteit buiten de centrumsteden.

We starten graag met een oplijsting van de belangrijkste geleerde lessen die we doorheen de Green Deal-jaren leerden. 

  • Elke modus heeft zijn eigen kansen en uitdagingen. Zo liggen de kansen voor fietsdelen helemaal anders dan die voor elektrisch fietsdelen of bakfietsdelen. Definieer goed je doelgroep per modus zodat je weet waar de focus ligt bij de uitrol en communicatie.
  • Zoek een groep geëngageerde burgers die het initiatief mee wil dragen of ondersteunen. Deze groep is wellicht snel overtuigd en neemt als het ware een ambassadeursrol op zich om ook anderen te overtuigen van de voordelen van gedeelde mobiliteit. Zo wordt gedeelde mobiliteit breder gedragen en is er een grotere kans tot succes. 
  • “Zien fietsen, doet fietsen”, zei Gilles Van Onacker uit Deinze. Het is een absolute weggever om zelf het goede voorbeeld te geven, als gemeente(bestuur). Moedig de werknemers en het bestuur van de gemeente aan om zelf privé én in dienstverband gebruik te maken van de deelsystemen. Ook zij worden ambassadeurs. Bovendien sta je meteeneen stuk dichter bij het minimale gebruik om kostendekkend of winstgevend te kunnen werken. 
  • Focus op het alternatief voor de tweede wagen. De auto-afhankelijkheid in landelijke gebieden is vaak groot. Gezinnen of ouderen zien het vaak niet praktisch haalbaar om niet over een eigen wagen te beschikken. Wel is er vaak een tweede wagen die heel wat minder kilometers te verduren krijgt en vooral in de weekends dienst doet. De stap om deze wagen te vervangen door deelalternatieven is vaak kleiner en haalbaarder. Focus in eerste instantie dus hierop. 
  • Om deelmobiliteit impact te laten hebben, is het uiterst belangrijk dit op te nemen in het mobiliteitsbeleid van je stad, gemeente of regio. Zo wordt deelmobiliteit iets duurzaams en geen tijdelijk probeersel. Gratis parkeren op de markt en duurzame mobiliteitsdoelstellingen willen behalen gaan nu eenmaal niet samen. Verschillende steden en gemeenten hebben de ervaring dat parkeren in het centrum betalend maken, een positieve invloed heeft op het fietsgebruik, bakfietsgebruik en een kwalitatievere openbare ruimte. 
  • Mobipunten zijn een schakel binnen deelmobiliteit. Een mobipunt of Hoppinpunt is een punt waar verschillende vervoersvormen samenkomen. Een perfecte locatie dus om deelmobiliteit zichtbaar te maken. Maar een mobipunt is meer dan dat. Ook  aanvullende info zoals lokale wandel- en fietsroutes en diensten zoals ticketverkoop en een pakketautomaat zijn zeer waardevolle aanvullingen. Het centraliseren van mobiliteitsdiensten en aanvullende diensten op een herkenbare plaats met een kwalitatieve publieke ruimte, bovendien als onderdeel in een netwerk, heeft een grote meerwaarde voor deelmobiliteit. 
  • Communicatie is uiterst belangrijk. Een deelwagen en 7 deelfietsen plaatsen en op een carpoolplatform aansluiten zonder meer, dat kunnen we op een blaadje geven: het gebruik zal heel laag liggen. Een communicatieplan opstellen om mensen te informeren en te overtuigen deelmobiliteit in eerste instantie uit te testen en hen te overtuigen om blijvend gebruik te maken is essentieel. Deelmobiliteit heeft natuurlijk enkel een effect als ze ook effectief gebruikt wordt.  
  • Vervoersarmoede is iets wat in landelijke gebieden kan voorkomen. Deelmobiliteit kan hierin een oplossing zijn en cruciaal zijn om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk leven. Dankzij een Minder Mobielen Centrale kan een alleenstaande dame van 85 jaar bijvoorbeeld nog steeds op stap. Dit soort initiatieven zijn heel belangrijk om de levenskwaliteit van de inwoners te blijven garanderen. Vervoersarmoede is trouwens niet enkel locatiegebonden, maar soms ook tijdstip gebonden. Zo kan het moeilijk zijn om ‘s avond na een cursus pottenbakken in je naburig dorp nog thuis te geraken. 
  • Autodelen heeft pas een positieve impact op verminderd autogebruik als er een goed, toegankelijk openbaar vervoer is. Indien dit er niet is, dan zorgt autodelen enkel voor een daling van het aantal auto’s, wat ook al positief is voor het ruimtebeslag, maar niet voor het autogebruik. 
  • Laat mensen kennismaken met de nieuwe mobiliteitsvormen. Een project als ‘Delende buurten’, waar de inwoners 30 dagen lang deelmobiliteit op een voordelige manier kunnen testen, kan hen overtuigen om ook na de testperiode te blijven gebruik maken van de aangeboden alternatieven. 
  • Bij fietsdelen buiten de centrumsteden ligt de focus vooral op het multimodale reizen. Fietsen is hierbij één van de vervoersmodi waar op wordt overgestapt tijdens het reizen van A naar B. Veelal is de fiets het ideale middel voor de last-mile, de laatste kilometer naar je bestemming, naar bijvoorbeeld lokale bedrijven of toeristische trekpleisters. 
  • Deelmobiliteit verhoogt de bereikbaarheid van je stad, gemeente of regio. Onder andere carpoolen, autodelen en fietsdelen zorgt ervoor dat omwonenden je op een vlotte en efficiënte manier kunnen bereiken. 

Een studiereis naar Drenthe-Groningen stond al langer op de planning. Helaas stak de Covid-19-crisis een stokje voor onze originele plannen om samen een studiereis te maken. 

Het alternatief werd een hub (de Nederlandse benaming voor mobipunt)-bezoek door Mpact. Martin Courtz nam ons in 24u mee langs de voornaamste hubs in de landelijke provincies Drenthe en Groningen. Daar maakten we een videoverslag van om zoveel mogelijk mensen te inspireren. De video werd ook vertaald in het Engels en het Frans. 

Hieronder kan je het volledige videoverslag herbekijken. 

 

We lichten enkele leerrijke aspecten uit: 

  • Het is iedere keer kijken wat er in de omgeving is en “wat zouden we eraan toe kunnen voegen” of “wat kan elkaar ondersteunen”. ‘Er is geen hub hetzelfde, alles is maatwerk.’

Vertrek van wat er is, is een belangrijke boodschap in de ontwikkeling van mobipunten. Elke locatie is uniek, elke situatie en dus elk mobipunt is uniek.
Voor we gaan kijken welke meerwaarde we kunnen toevoegen is het van belang om te kijken wat er al aanwezig is. Som die zaken op en kijk hoe je die als meerwaarde kan integreren in het mobipunt.
Breng in kaart welke mobiliteitsdiensten er al aanwezig zijn zoals deelwagens, carpoolparkings of een bushalte,…
Welke aanvullende diensten zijn al aanwezig? Een postautomaat of postpunt, ticketing, een krantenwinkel of lokale kruidenier, een taverne misschien wel recht tegenover het mobipunt?
Welke infrastructuur is al aanwezig die gebruikt kan worden op het mobipunt? Een fietsenstalling, laadpaal,..
Elk mobipunt is uniek. Waardeer deze uniekheid, zoek versterkingen in het bestaande, en zorg voor herkenbaarheid door eenduidige signalisatie en een landmark. 

  • ‘Een hub is het verbindende verhaal.’

Vertrek van het bestaande, er is meestal al heel wat aanwezig, dat moet je eerst opmerken en in kaart brengen. Alles samenbrengen met een duidelijke signalisatie en een duidelijke naam, een duidelijke herkenningspunt en infopunt, namelijk de zuil is een zeer goede start in het maken van een kwaliteitsvol mobipunt. 

  • ‘Dit project is ook heel erg opgestart vanuit leefbaarheid.’

Een mobipunt kan invloed hebben op aspecten als krimp, ontgroening en vergrijzing. Een aantrekkelijk mobipunt met goede mobiliteitsdiensten, een aantrekkelijke ruimtelijke invulling en aanvullende diensten zorgt ervoor dat het aangenamer wonen is in de buurt.
Een Mobipunt start als mobiliteitsknoop maar het socio-economische is een versterkend aspect. 

  • ‘Dit project is met twee klankbordgroepen gedaan. Eén meer de commerciële kant, met onder andere de winkeliers, en de andere klankbordgroep van gebruikers, waar ook blinden en slechtzienden in zaten.’

Bekijk het bestaande sociale weefsel. Som de actoren, de mensen of ondernemers en organisaties op die een meerwaarde kunnen bieden in het mobipunt. Betrek ook de actoren in de buurt. Laat hen meedenken en participeren in het invullen van het mobipunt. Een mobipunt is in de eerste plaats een mobiliteitspunt. Maar hoe toegankelijk we het ook maken, er zal nooit een persoon aan een Hoppinbalie zitten. Misschien is er wel een samenwerking mogelijk met bestaande winkels dicht bij het mobipunt. Zij kunnen een lokaal infopunt zijn of papieren informatie hebben voor de gebruikers van het mobipunt die minder goed overweg kunnen met bijvoorbeeld de digitale zuil. Misschien kan er een samenwerking zijn voor de sanitaire voorzieningen of aanvullende diensten…
Die betrokkenheid is heel belangrijk, zo wordt het draagvlak vergroot en stijgen de kansen van een goed gebruik van het mobipunt. Denk dan ook na over eventuele participatievormen van de buurt en potentiële gebruikers. 

  • Vaak zit het succes van het ontstaan van een hub ook wel in een projectgroep die al loopt.’ 

Sluit aan op lopende initiatieven die in ontwikkeling of al bestaande zijn. Je zal elkaar aanvullen en versterken. Aanvullende diensten zoals een koffiebar, een satellietbibliotheek, toiletten, … zijn een grote meerwaarde op de mobiliteitsdiensten.
Een gelijkaardig initiatief in Vlaanderen is ‘Ons buurtpunt’. Een buurtpunt is een plek waar buurtbewoners, ondernemers, een vereniging, zorginstelling of het lokale bestuur initiatief neemt, meedenkt of meewerkt om een buurt leefbaarder, socialer, creatiever of gewoon plezanter te maken. Dit kan samengaan met een ontmoetingsplaats, een (sociale) kruidenier, een mobipunt of cultureel evenement. Mobiliteit koppelen aan een buurtpunt zorgt voor het versterken van beiden. 

Meer info over Ons buurtpunt vind je op https://onsbuurtpunt.be/

  • ‘Een hub is nooit af. We blijven ontwikkelen.’ 

Er dient steeds verder gezocht te worden naar verbeteringen en aanvullingen op het mobipunt. Zowel qua mobiliteit (Is de bezetting van de deelwagens verzadigd?), als naar aanvullende diensten (Is er voldoende sociale controle?), als naar ruimtelijke invulling (Kunnen we het mobipunt verder ontharden?). Er komen in een recordtijd heel wat mobipunten in Vlaanderen de komende jaren. Na deze eerste uitrol, is het belangrijk om de kwaliteit te blijven monitoren. Anderzijds dient ook het netwerk steeds fijnmaziger te worden. 

  • ‘Omdat je het hebt ingericht voor snelheid, is de beleving weg.’ 

Een kwalitatieve ruimtelijke invulling is een oefening in het vinden van de juiste balans. Balans tussen onderhoudsvriendelijkheid en beleving. Probeer niet te eindigen met een betonnen vlakte waar niets te beleven valt. Zoek elementen waardoor de mensen er ook aangenaam kunnen verblijven, bijvoorbeeld tijdens het wachten. 

  • ‘Het dorp houdt de lokale functies. Als je meer wil in het dorp, dus eigenlijk bovenlokale functies of regionale functies, dan krijg je die niet in het centrum van het dorp, maar wel hier op de hub. En daar heeft het dorp ook heel veel baat bij.’ 

Denk out of the box. Afhankelijk van de locatie van het mobipunt in het netwerk, kan je functies toevoegen aan je mobipunt. Zo kan bijvoorbeeld een medische specialist één keer per maand naar het mobipunt komen, zodat niet alle mensen afzonderlijk naar de stad hoeven te gaan daarvoor. Dit kan ook voor gemeentelijke diensten of de bibliotheek. 

  • ‘Dat is dus de discussie.. je kan of zeggen die fly-over doen we niet meer om de file te verminderen maar dan gaan we juist hier in de hub meer in investeren. Zo gaan we het verkeer verminderen. En daardoor hebben we ook geen files meer.’ 

Investeer op een slimme manier in mobiliteit. De aanleg van extra wegen is geen langetermijnoplossing om files op te lossen. Investeer in het aantrekkelijk maken van duurzame en gedeelde mobiliteit. 

Aangezien samenkomen door de covid-19-crisis niet mogelijk was, organiseerde Mpact, met de steun van Autodelen.net, een webinar met als doel te inspireren hoe je van start kan gaan met gedeelde mobiliteit buiten de centrumsteden.
Het werd een gevarieerd programma met voorbeelden uit binnen- en buitenland.
Starten deden we met een interview met Martin Courtz, naar aanleiding van ons bezoek aan de hubs in Groningen en Drenthe. Daarna nam Gilles Van Onacker ons mee in de gedeelde mobiliteit in Deinze. Dieter Hoet van DVV Westhoek ging dieper in op de kansen van gedeelde mobiliteit in de Westhoek. Afsluiten deden we met de burgemeester van Glabbeek, Peter Reekmans, die een echte voortrekker is in het uitrollen van gedeelde mobiliteit in zijn gemeente. 

Hieronder kan je de volledige webinar herbekijken.

Tijdens het interview met Martin Courtz liet Martin nogmaals inkijk nemen in hun aanpak in de Nederlandse hubs. Martin benadrukte ook het belang van communicatie. Onbekend is onbemind. In de Noord-Hollandse regio organiseerden ze een Hub-festival om de bewoners op een originele manier kennis te laten maken met het nieuwe concept ‘een hub’.
Martin benadrukte nogmaals hoe belangrijk het is dat de hubs een samenwerking is tussen het publiek vervoer (zoals doelgroepenvervoer) en het openbaar vervoer. Beiden spelen in op elkaar, wat het aanbod voor de reiziger versterkt. 

1. Gilles Van Onacker: deelmobiliteit in Deinze

Gilles is de mobiliteitsambtenaar van Deinze, een stad bestaande uit kleinstedelijk gebied en landelijke deelgemeenten met in totaal 43.000 inwoners.

(c) Deinze


Gilles beklemtoont dat duurzame mobiliteit start bij een globaal mobiliteitsbeleid. Mobiliteit is daarbij een middel om van A naar B te gaan, en geen doel op zich. Mobiliteit gaat over zoveel mogelijk mensen, niet zoveel mogelijk auto’s.
Duurzame mobiliteit steunt in Deinze op 3 pijlers: (1) een duidelijke link met de publieke ruimte, (2) fietsen, fietsen, fietsen (Deinze werd voor de derde maal op rij verkozen als fietsstad) en (3) deelmobiliteit met als doel het verminderen van de aanwezigheid van auto’s in de stad.
Deinze deelt Blue-bike-fietsen sinds 2012, toen waren ze bij de eersten in Vlaanderen die er mee van start gingen. Met zo’n 23.000 gebruikers per jaar is het een succes te noemen. De deelfietsen zijn verdeeld over twee locaties: het station van Deinze en aan het dienstencentrum de Leiespiegel. In totaal zijn er zo’n 145 Deinzenaars aangesloten bij Blue-bike.

(c) Deinze

Aan de Leiespiegel ging ook het eerste mobipunt van Vlaanderen van start. Daarnaast werkt Deinze met een derdebetalerssysteem. De Blue-bike-deelfietsen zijn altijd gratis te gebruiken, ook voor niet-inwoners. De gebruikskost wordt door de stad betaald.
Via de Smart city Deinze app, die samen met Olympus Mobility ontwikkeld werd, krijgen deinzenaars die Blue-bike-ritten doen in andere steden of gemeenten die terugbetaald in de vorm van een mobiliteitskrediet. Dat mobiliteitskrediet kan onder andere gebruikt worden om openbaar vervoer te betalen. Op die manier worden mensen die Blue-bike gebruiken beloond én stimuleert stad Deinze duurzame mobiliteit.
Deinze doet ook aan autodelen. Hun ambitie is om op elk mobipunt minstens één deelauto te hebben. Momenteel staan er acht deelwagens op het grondgebied Deinze: drie in het kleinstedelijk gebied en vijf in de deelgemeenten. In het kleinstedelijk gebied zijn de cambio deelwagens vandaag de dag winstgevend. In de deelgemeenten begint het gebruik langzamerhand op gang te komen. Het is een beleidskeuze van de stad  om hierin te investeren, wetende dat het op termijn zal opbrengen. De belangrijkste tip van Gilles is: heb geduld en wees bewust van het belang van een goede communicatie. Het gebruik de eerste jaren lag steeds laag, maar was wel bestaande. Bovendien is het beter om te focussen op het alternatief voor de tweede wagen in landelijke gebieden.
Op het eerste mobipunt aan het dienstencentrum de Leiespiegel focust men op het centreren van duurzame mobiliteit dicht bij het centrum. Blue-bike, cambio en BattMobiel worden er gebundeld. 

(c) Deinze

Deinze deelt ook de publieke ruimte. Dat is een groot onderdeel van het succes van Deinze. De markt was 10 jaar geleden een paradijs voor de auto met overal parking en doorgang voor auto’s. Nu is het er eenrichtingsverkeer, kan je maar weinig parkeren, en is er een duidelijk plein waar beleving centraal staat. Ook op het Kerkplein zijn de auto’s volledig gebannen, waardoor het plein ook dienst doet als evenementenplein. Het belang van openbare ruimte en publiek domein is niet te onderschatten, besluit Gilles.

(c) Deinze


Over het financiële plaatje wordt nog het volgende gezegd.  Er is een financiële tussenkomst van de gemeente in de deelwagens, daarbij geldt logischerwijs: hoe meer gebruik, hoe lager de factuur. Daarom kunnen de werknemers en het bestuur van de gemeente via een voordelig abonnement gebruik maken van de deelwagens. Het is een eerste stap om het goede voorbeeld te geven. Idem voor het fietsen: zien fietsen doet fietsen. De burgemeester van Deinze gebruikt de Blue-bikes heel vaak, ook als er bezoek komt, en dat valt op bij de inwoners. 

2. Dieter Hoet in de Westhoek

Dieter Hoet van Intercommunale DVV Westhoek ging in op het Mobit-deelsysteem en de dorpspunten in de Westhoek.
De Westhoek is één van de meest uitgestrekte plattelandsregio’s die Vlaanderen vandaag nog kent, gekend voor landbouw en open ruimte.
Drie van de vier gemeenten in Vlaanderen die nog aan de Europese definitie van platteland voldoen bevinden zich in de Westhoek. De Westhoek is dus zeker en vast nog uitzonderlijk plattelands in Vlaanderen.
De Westhoek heeft verschillende deelsystemen: Blue-bike, cambio, Keyzee, Dégage,… maar focust vandaag op het fietsdeelsysteem Mobit. Daar is men al een aantal jaar mee bezig.
Vandaag de dag is er vooral in het noorden van de Westhoek een Mobit-aanbod. Mobit is een zelf ontwikkeld fietsdeelsysteem. Het werd opgestart in 2019 in Veurne, Koksijde en De Panne en is in 2020 uitgebreid met Kortemark en Diksmuide.
Er is een samenwerking met een lokale fietshandelaars die zorgt voor de aankoop van de fietsen, het onderhoud en hij voorziet dat er voldoende fietsen zijn in de fietsstations.

(c) DVV Westhoek


Het merk Mobit voorziet in de huur van slimme sloten en de opvolging van de software rond gebruik en defecten. In het slimme slot zit een GPS-systeem en datacommunicatie. Het fietsslot wordt gevoed door het zonnepaneel dat in de bagagedrager verwerkt is. Openen en pauzeren van de fiets kan via de app op je smartphone. Dankzij de software kunnen er heel wat interessante gegevens gegenereerd worden, waaronder heatmaps rond het gebruik.

(c) DVV Westhoek


Het Mobit-fietsdeelsysteem is een back-to-many-systeem, met 120 deelfietsen verdeeld over 22 stations.
Voor Kortemark en Diksmuide is het voorlopig nog een back-to-one-systeem, met de bedoeling om op termijn ook aan te sluiten op het back-to-many-systeem.

Met het concept dorpspunten is men in de Westhoek opgestart in 2016. Op dit moment zijn het dorpspunt ‘Carpe Diem’ in Beveren aan de Ijzer en het dorpspunt ‘ De Stoasje’ in Kortemark springlevend. In Krombeke, Klerken en Oostvleteren is er een dorpspunt in opbouw.


Een dorpspunt gaat voor DVV Westhoek over het combineren van drie soorten dienstverlening op één plek. Sociale diensten, wat algemenere en commerciële diensten zoals pakjeslevering en voeding, en mobiliteit. Onder andere het fietsdeelsysteem Mobit vindt aansluiting bij de dorpspunten.
Voor de uitbouw van de dorpspunten werkt DVV Westhoek samen met sociale organisaties De Lovie, De Vleugels en vzw De Stoasje.

(c) DVV Westhoek

  3. Burgemeester Peter Reekmans in Glabbeek

Afsluiten deden we met de burgemeester van Glabbeek, Peter Reekmans. Glabbeek is een landelijke gemeente in het Hageland met zo’n 5300 inwoners. Peter valt met de deur in huis en start met zijn belangrijkste boodschap: autodelen is aanvullend aan een eigen wagen in landelijke gebieden. Een boodschap die veel terugkomt en dus ook in Glabbeek is autodelen als een alternatief voor de tweede wagen. Glabbeek was ook de eerste landelijke gemeente in Vlaanderen met deelwagens én een mobipunt. Naast autodelen vindt men het in Glabbeek belangrijk om ook andere dienstverlening te voorzien op het mobipunt. Zo is er een Cubee postpakketmuur op het mobipunt bij het gemeentehuis.
Glabbeek heeft autodelen opgestart samen met Cars4community en Stapp.in. Er werden twee deelwagens geplaatst aan het gemeentehuis door Cars4community en de gemeente plaatste de verkeersborden voor autodelen.
In principe heeft men in Glabbeek geen contract met een autodeelaanbieder, men faciliteert vooral door parkeerplaatsen en communicatie te voorzien.

 
Als tweede deelwagen voorziet men een grotere wagen die zowel als grote gezinswagen met 7 zitplaatsen als als bestelwagen gebruikt kan worden.
Tijdens het eerste jaar autodelen in Glabbeek werden de twee deelwagens aan het gemeentehuis door 46 actieve gebruikers voor 7.685km gedurende 1.961 uren gebruikt. Het gemeentepersoneel gebruikte deze deelwagens voor in totaal 2.129km verplaatsingen. Voor Glabbeek is het een onderdeel van hun mobiliteitsbeleid om het wagenpark van de gemeente af te bouwen en autodelen te gebruiken voor dienstverplaatsingen. Aangezien de gemeente niets moet betalen aan de aanbieder om ze er te plaatsen, is het minste wat de gemeente kan doen mee actief gebruik maken van het systeem zodat de aanbieder op minstens kostendekkend kan werken.


Een belangrijke geleerde les voor Glabbeek is dat de locatie van de deelwagen heel belangrijk is. Op het tweede mobipunt in Bunsbeek, de grootste deelgemeente, werkt het autodelen niet goed.
De financiering voor de kleine plattelandsgemeente is het belangrijkst. De basiskost in dit systeem wordt niet door de gemeente betaald, maar door reclame over lokale handelaars en activiteiten. Het is een uniek concept omdat je als gemeente zo de basiskost niet moet betalen. De gebruikers van de deelwagens zijn vooral tussen 35 en 55 jaar oud. De deelwagens worden ook gebruikt door gezinnen met volwassen kinderen. Voor 75-plussers is het gebruik van deelwagens moeilijker, zij hebben geen smartphone en willen de onafhankelijkheid van een eigen wagen vaak niet opgeven. 

Case 1: Integratie gedeelde mobiliteit in woningbouw – Project Kunstberg in Lummen door sociale huisvestingsmaatschappij KBM 

Hiervoor interviewden we Ine Baptist van KBM (Kantonnale bouwmaatschappij van Beringen voor huisvesting)

Het project gaat over het plaatsen van deelwagens bij een sociale woningsproject in de Ketelstraat in Lummen. De doelgroep van de wagens zijn niet enkel de bewoners van de sociale huisvesting (alleenstaanden, senioren, één-oudergezinnen, koppels,..) maar ook de omwonenden. 

Kan je een korte beschrijving geven van het project? 

In de Ketelstraat te Lummen gaat sociale huisvestingsmaatschappij KBM het nieuwe project ‘Kunstberg’ realiseren bestaande uit 33 appartementen met een ondergrondse garage. ILB architecten, Nexilis en BTA werkten aan een eigentijds ontwerp dat bestaat uit 4 bouwblokken met uitgesproken hellende daken. Het hellend terrein, het behoud van de bestaande beukenboom en het realiseren van een doorsteek naar de Meerlestraat waren een hele uitdaging voor het ontwerpteam. Studiebureau Hosbur werd mee ingeschakeld voor de technische uitwerking van de buitenaanleg en de algemene infrastructuurwerken.
De Ketelstraat zal door dit project een heel nieuw elan krijgen. De gemeente leverde in oktober 2019 de bouwvergunning af. De bouwwerken startten in oktober 2020.

(c) KBM


Uniek in dit project is dat KBM in zee ging met cambio. We voorzien een deelwagen op het terrein die gebruikt kan worden door de bewoners van het project en de buurt. “Zo werken we aan duurzaamheid binnen onze projecten en proberen we kosten te besparen voor onze sociale huurders”, zegt de voorzitter van KBM, Erik Schoofs. Eén deelwagen vervangt immers 8 tot 12 private wagens.
De burgemeester van Lummel, Luc Wouters, benadrukt altijd dat Lummen volop inzet op autodelen, dit najaar worden immers al 2 nieuwe elektrische deelwagens in gebruik genomen met hun standplaats op het Charles Wellens-plein. Door autodelen te stimuleren en te ondersteunen geeft de gemeente invulling aan de doelstellingen opgenomen in haar klimaat- en mobiliteitsplan.
De deelwagen zal 5 jaar ter beschikking staan van onze sociale huurders en de omwonenden. Hierna wordt het project geëvalueerd.

Hoe ondersteunde de gemeente dit initiatief? 

De gemeente ging akkoord met de verlaging van de parkeernorm van 1.5 parkeerplaatsen per wooneenheid naar 1.3 parkeerplaatsen per wooneenheid, waardoor er zeven ondergrondse parkeerplaatsen minder gerealiseerd moesten worden. Dit heeft een gunstig effect op de bouwkost van dit sociaal woonproject. De gemeente neemt het publieke domein over waardoor de standplaats voor de deelwagen op openbaar domein komt te liggen. Bijkomend zet de gemeente ook zelf in op autodelen door twee elektrische wagens te plaatsen op het Charles Wellens-plein.

Wat zijn de succesfactoren en valkuilen die je reeds leerde?

– Deelwagens maken de grote kost van een eigen wagen voor de sociale huurder overbodig door de mogelijkheid om gebruik te maken van een deelwagen, eventueel in combinatie met openbaar vervoer of fiets.
– De KBM huurders krijgen van cambio een gratis abonnement
– Financieel voordeel voor de sociale huisvestingsmaatschappij door een verlaging van de bouwkost omdat er geen ondergrondse parking gebouwd moest worden.
– Bijdrage aan het gemeentelijk klimaatplan.
– Duurzaamheid: 1 deelwagen vervangt 8 tot 12 private wagens
– De locatie is goed voor deelwagens: gelegen in het centrum, dicht bij openbaar vervoer aangezien de ervaring leert dat mensen die deelwagens gebruiken, steeds gebruik maken van verschillende vervoersmiddelen (deelwagen, fiets, openbaar vervoer).
– Een valkuil is dat Lummen een kleine gemeente is, het systeem van deelwagens is hier minder gekend en gebruikelijk, bijgevolg is het af te wachten of de (buurt)bewoners voldoende zullen gebruikmaken van de deelwagen om succesvol te zijn.

Er beweegt heel wat rond gedeelde mobiliteit, zowel in binnen- en buitenland. Ook omtrent deelmobiliteit buiten de centrumsteden en in landelijke gebieden werd er al heel wat kennis vergaard door verschillende partijen. Graag lichten we hier de voornaamste infobundels uit, met telkens een belangrijk aspect omtrent gedeelde mobiliteit buiten de centrumsteden.

1. Elektrisch autodelen voor bedrijven en lokale overheden: een praktische gids. 

https://www.autodelen.net/wp-content/uploads/2019/12/PUB-1912-EDE-Praktische-Gids-lokale-besturen-1.pdf 

Elektrische vloot als gemeente:

Voordeel: Elektrische wagens zijn niet goedkoop en een individuele wagen staat bovendien vaak stil. Via Elektrisch autodelen kan je je wagenpark optimaliseren en rentabiliseren. Autodelen.net geeft hierbij als tip: “Wist je dat je dankzij autodelen meer dan 50% kan besparen op de kosten van een elektrische wagen? Hoe meer de deelwagen gebruikt wordt, hoe goedkoper de formule. Via een abonnement betaal je zelf enkel voor het gebruik, niet voor het bezit.”
Drie manieren om elektrisch te autodelen als lokale overheid vind je in de gids. 

2. Praktijkgids Autodelen in landelijk gebied? Het kan!

https://www.autodelen.net/wp-content/uploads/2020/12/PRAKTIJKGIDS_Autodelen-in-landelijk-gebied.pdf

3. Shared Mobility Rocks guide 

Friso Metz van het Nederlandse Advier en Rebecca Karbaumer van de stad Bremen, hebben samen met de partners uit het Europese Share-North consortium hun opgedane expertise gebundeld in een klepper van formaat. Maar liefst 250 pagina’s gaan ze in op alle aspecten van deelmobiliteit.
In landelijke gebieden focust men in de gids op sociale inclusie. Het probleem van vervoersarmoede doet zich sneller voor buiten de centrumsteden. Het regulier aanbod aan openbaar vervoer is er minder uitgebreid, waardoor er voldoende aanvullende en gedeelde alternatieven voorhanden dienen te zijn zodat de inwoners op hun bestemming kunnen geraken. 

Deze bundel wordt gepubliceerd in de zomer van 2021.  

4. Mobiliteitshubs landelijk gebied

https://www.crow.nl/getmedia/0f2a99bc-822d-4c94-a6c3-dc24bd04f460/Mobiliteitshubs-landelijk-gebied.pdf.aspx?ext=.pdf

Deze inspiratiegids is tot stand gekomen dankzij de medewerking van heel wat mensen en organisaties.
We danken graag:

  • Het G-PaTRA consortium
  • De Green Deal Gedeelde mobiliteit
  • De leden van de werkgroep Gedeelde mobiliteit buiten de centrumsteden van de Green Deal
  • Autodelen.net
  • Martin Courtz
  • Gilles Van Onacker
  • Dieter Hoet en Margo Swerts
  • Peter Reekmans
  • Ine Baptist van KBM te Beringen
  • Friso Metz van Advier
  • Rebecca Karbaumer van de stad Bremen
  • Crow-KpVV