Inspiratiegids – Deelmobiliteit in de woonomgeving

 

Steeds meer projectontwikkelaars, ontwerpers, planners en (lokale) overheden zien de voordelen in van de integratie van gedeelde mobiliteit bij woningbouwprojecten. Maar hoe gaat dat precies in zijn werk? Welke voordelen biedt dit voor de omgeving? Tegen welke moeilijkheden lopen ontwikkelaars en overheden aan en wat vinden de bewoners ervan?

De werkgroep woningbouwlocaties ontwikkelde een inspiratieboek dat alle stakeholders op weg kan helpen bij de integratie van deelmobiliteit in de woonomgeving. Vragen of opmerkingen over deze gids? Contacteer esther@autodelen.net.

 

Lees hier het inspiratieboek

Dit inspiratieboek is een verdienste van de werkgroep woningbouwlocaties. Een eerste versie van deze bundel werd gepubliceerd in juni 2019, tijdens een inspiratiesessie over deelmobiliteit in de woonomgeving. Deze versie werd herwerkt tot de inspiratiebundel die hier voorligt en die de werkgroep lanceerde tijdens een webinar op 15/9/2020

De herwerking ontstond voornamelijk uit de nood een duidelijk overzicht te geven van de juridische mogelijkheden om gedeelde mobiliteit langdurig en succesvol te implementeren in de woonomgeving. Deze informatie is te vinden in hoofdstuk vier van het inspiratieboek.

Ruimte is een schaars goed in Vlaanderen. De bevolking neemt toe, steden en gemeenten groeien, nieuwe woningen en bijbehorende infrastructuur schieten als paddestoelen uit de grond en bijgevolg stijgt ook het ruimtebeslag in Vlaanderen. Door het uitstel van de betonstop verdwijnt de open ruimte in Vlaanderen razendsnel. De versnippering van deze ruimte en verkavelingen in de uithoeken van het land zorgen ervoor dat congestie een alomtegenwoordig fenomeen is. Het wagenbezit in Vlaanderen blijft stijgen en files worden elk jaar langer. De impact op de publieke ruimte is gigantisch, niet in het minst door enorme ruimte-impact van parkeerplaatsen.

Het belang van deelmobiliteit in de woonomgeving

Deelmobiliteit is het structureel gebruik van één (of meerdere) voertuig(en) door verschillende personen/entiteiten. Het biedt grote economische, ecologische en sociale voordelen. Naast de lage kostprijs, de flexibiliteit en de reductie van CO2-uitstoot, zijn de twee onderstaande voordelen van het grootste belang voor de doelstellingen van Vlaanderen op vlak van ruimte en mobiliteit

  • Deelmobiliteit zorgt voor een reductie van privéwagens en een verminderde nood aan  weg- en parkeerinfrastructuur.
    Afhankelijk van de context vervangt een deelwagen gemiddeld 4 tot 12 privéwagens en spaart daarmee gemakkelijk 8.000 tot 19.000 ha (= 16 à 38 duizend voetbalvelden!) aan parkeerruimte uit in Vlaanderen. Deelmobiliteit is met andere woorden een deel van de oplossing voor een betere benutting van het bestaand, en voor een vermindering van bijkomend, ruimtebeslag
  • Deelmobiliteit is een essentiële schakel in een duurzame modal shift.
    Deelmobiliteit is essentieel in de transitie van het gebruik van privéwagens naar duurzame vervoersmodi. Bij autodelers wordt het reflexmatig autogebruik vervangen door een rationele keuze voor het meest geschikt vervoersmiddel op een bepaald moment. Een wagen is daarbij slechts één van de mogelijke keuzes en aanvullend op andere duurzame vervoersopties. 

Dankzij de integratie van deelmobiliteit in de woonomgeving, brengen we duurzame vervoersalternatieven letterlijk tot bij de mensen thuis én bieden we hen een kwalitatieve woonomgeving waar mens voorrang heeft op auto. 

Het uitgebreide antwoord op deze vraag lees je in onze inspiratiegids.

De integratie van deelmobiliteit is een vraagstuk dat verschillende stakeholders al langer bezighoudt. Lokale overheden, projectontwikkelaars, bewoners en ook aanbieders van gedeelde mobiliteit hebben er baat bij dat deelmobiliteit op een langdurige en goed doordachte manier wordt geïmplementeerd. Hiervoor is het essentieel om vijf gouden regels te hanteren. 

  1. Goede afspraken maken goede vrienden. Bij de integratie van deelmobiliteit in de woonomgeving zijn verschillende actoren betrokken, die elk hun eigen kennis en expertise hebben, maar ook hun eigen visie op de manier waarop deelmobiliteit moet en kan geïmplementeerd worden. Om elkaars noden te kunnen (er)kennen, is het belangrijk dat alle betrokken partijen samen aan tafel gaan zitten en duidelijke afspraken maken over hun verwachtingen en mogelijkheden bij de integratie van deelmobiliteit.
  2. Begin op tijd. De integratie van deelmobiliteit start eigenlijk al in de planningsfase van een regio, dus vóór de vergunningsfase. Elke gemeente moet al een visie hebben over de uitrol van duurzame en gedeelde mobiliteit in de regio. Dit zorgt ervoor dat de projectontwikkelaar elke vergunningsaanvraag met deelmobiliteit duidelijk kan afstemmen op de visie van de gemeente en dit vergemakkelijkt het proces. Het is dus niet interessant om pas bij de vergunningsaanvraag (of later) na te denken over hoe en waar deelmobiliteit in het project geïntegreerd kan worden.
  3. Werk op maat. Elk project is anders en dus moet de implementatie van deelmobiliteit ook steeds verschillend zijn. Hou rekening met de locatie, de doelgroep en de functie van het project en bekijk welke andere vormen van gedeeld of duurzaam vervoer al in de buurt aanwezig zijn. Al deze factoren bepalen de nood aan en de vorm van deelmobiliteit die geïntegreerd kan worden, eveneens als de parkeerbehoefte in de omgeving.
  4. De integratie van deelmobiliteit in de woonomgeving overstijgt de perceelsgrens. Een project staat niet in het ijle, maar heeft steeds een wisselwerking met de omgeving. De implementatie van deelwagens in een project of in een wijk heeft dan ook een impact op de ruimere omgeving en omgekeerd. De regio waarin het project zich bevindt maakt ook dat de integratie van deelmobiliteit anders zal zijn binnen het project. Deelmobiliteit kent bijvoorbeeld een groter succes wanneer er een goed openbaar vervoerssysteem aanwezig is in de regio, of wanneer de lokale overheid een aangepast parkeerbeleid hanteert dat deelmobiliteit stimuleert. Hou deze wisselwerking tussen project en regio steeds in het achterhoofd bij het plannen van deelmobiliteit.
  5. Communiceer. Onbekend maakt onbemind. Maak duidelijk wat je ambities zijn over de uitrol van deelmobiliteit, communiceer over de werking van deelmobiliteit en zorg voor een duidelijke aanspreekpunt voor bewoners. Deze communicatie dient permanent te zijn: zo weten burgers bij wie ze terecht kunnen als ze vragen hebben.

Voor de structurele integratie van deelmobiliteit in de woonomgeving dienen de stakeholders te werken binnen de wetgeving die in onderstaande structuur wordt weergegeven. Zowel projectontwikkelaars als lokale overheden en zelfs bewoners kunnen binnen deze wetgeving vergunningen aanvragen en verlenen waar deelmobiliteit een onderdeel van is. De mogelijkheden die elk van deze stakeholders heeft, zijn beschreven in hoofdstuk vier van het inspiratieboek.

Hieronder lichten we enkele voorbeelden uit waar deelmobiliteit in de woonomgeving een rol speelt. 

  • Niefhout is een woonwijk van een 300-tal woningen nabij het station van Turnhout. In de vergunningsfase van het project werd een contractuele mogelijkheid voorzien om de opgelegde parkeernorm te verlagen, indien een standplaats met een deelauto wordt voorzien.
  • Het project ‘De schilders’ in Gent is een voorbeeld van het integreren van autodelen in een woningbouwproject waarbij het initiatief bij de toekomstige bewonersgroep lag
  • Aan de oostkant van het Handelsdok in Gent wordt een nieuw woon- en leefproject gezet, de ‘Nieuwe Dokken’. De projectontwikkelaars zullen parkeerplaatsen voor gedeelde mobiliteit en laadinfrastructuur voorzien in het project.
  • De Kantonnale Bouwmaatschappij van Beringen ontwikkelt een project, de Kunstberg,  met 33 sociale woningen in het centrum van de gemeente Lummen. In Lummen is de parkeernorm 1,5. De Bouwmaatschappij stelde voor aan de gemeente om af te wijken van deze norm wanneer ze deelmobiliteit zouden implementeren.

Neem contact op met woningbouw@autodelen.net voor advies. 

Sta je al een stap verder en ben je op zoek naar contact met de aanbieders? Ga naar hoofdstuk 7 in het inspiratieboek.